Dit boek heeft mijn interesse in Isaac Newton nieuw leven in geblazen. Ik kwam hem al eerder tegen in mijn studie naar The Invisible College, en in ander alchemistisch verband. Maar steeds voerden andere interesses mij weg van deze bijzondere mens. Naar aanleiding van dit tweede boek dat ik lees van Geert Kimpen heb ik een biografie gekocht over Newton. Het moet er maar eens van komen.
De kabbalist vond ik qua roman sterker dan dit boek. Het is eerder een geromantiseerde biografie, zonder heftig plot of echte spanning. We volgen de belevenissen van Newton in de vorm van een alchemistisch proces. De typering op de achterflap van Susan Smit, “Beter dan Dan Brown”, raakt mijns inziens dan ook kant noch wal. Het boek heeft niets van een thriller, al leest het goed weg.
Het alchemistisch proces bestaat uit verschillende stappen die moet resulteren in het Grote Werk (Magnum Opus). In concrete zin zou dat neerkomen op de transformatie van metaal naar goud, maar in overdrachtelijke zin betekent dit de sublimatie naar het goud van een hoger bewustzijn, de Steen der Wijzen of het levenselixer. Tijdens deze fictieve levensbeschrijving van een van de grootste wetenschappers aller tijden, beschrijft Kimpen diens spirituele ontwikkeling aan de hand van alchemistische stappen.
“Het was bekend dat het alchemistische proces zich niet alleen in de smeulende smeltkroezen voltrok, maar in dezelfde mate in de persoonlijkheid van de alchemist zelf. Wie filosofisch kwikzilver kon creëren, beschikte over de geheime brandstof tot transformatie van zowel metaal tot goud, als van mens tot God.”
Zo leert Newton bescheidenheid (Calcinatie of verkalking), wat bepaald niet eenvoudig is voor deze allesweter.
“Hoe beter een alchemist zich oefent in nederigheid, hoe meer hij door God opgetild wordt.”
Tijdens de dissolutie (de ontbinding) poogt Newton alles uit zijn verleden achter zich te laten. De Conjunctie moet twee uitgezuiverde bestanddelen, de vloeistof en het stolsel, ofwel de koning en de koningin, weer laten samensmelten, ze laten huwen en seksueel verenigen. De scène waarin Newton zich in een ceremonie seksueel verenigt met een vrouw – het alchemistisch huwelijk – is voor mij een hoogtepunt in dit boek.
Prachtig ook hoe ik door dit hele boek heen de opera van Mozart – Die Zauberflöte – zie opduiken. Dit is een alchemistische allegorie, zoals Tjeu van den Berk zo gedegen heeft uiteen gezet in zijn boek daarover.
Spelenderwijs leert de lezer veel over de politieke spelletjes rondom het Engelse koningshuis van de 17de en 18de eeuw. De wetenschap van Newton, diens onophoudelijke zoektocht naar de Theorie van het Al, blijft noodzakelijkerwijs enigszins aan de oppervlakte, waar ik Kimpen dankbaar voor ben. De roman gaat voornamelijk over de minder bekende kanten van Newton, zoals zijn homoseksuele natuur, zijn sociaal onaangepaste gedrag, zijn politieke voorkeuren, zijn betrokkenheid bij geheime genootschappen en zijn progressieve, bijna gnostieke kijk op het christelijke geloof.
“Jezus was een alchemist. Zijn kruisdood was zijn ultieme alchemistische werk. Hij loste zichzelf helemaal op.”
“Geloof is een persoonlijke zaak. Een kwestie tussen ieder mens en God waar niemand zich mee te bemoeien heeft.”
Vanzelfsprekend creëert Newton na al zijn omzwervingen, keuzes en ervaringen het goud, hij valt samen met zijn eigen kern.
“Hij zag hoe betrekkelijk het was om goud te maken, omdat ieder mens in zijn leven de alchemistische processen doorliep. (…) Het leven dat je leidde was altijd het resultaat van de gedachten waarmee je jezelf gemanifesteerd had. (…) Ieder mens was een alchemist of een schatgraver, ieder mens had een graal die hij moest vinden, ieder mens had een queeste.”
Ja, blij met dit boek.
Gelezen: juni 2020