Lewis, C.S. - Out of the Silent Planet

 Perelandra

That Hideous Strength

 

Zo’n slordige zevenhonderd boeken geleden sloeg de C.S. Lewis koopwoede bij mij toe. De zeven deeltjes van de Narnia-serie sloeg ik in bij The American Bookcentre. In deze tijd – december 2005 om precies te zijn - kwam ik nog geregeld in een fysieke boekhandel. Niet lang daarna volgden de zogeheten Cosmic Trilogy en Till we Have Faces. Ongeveer 500 boeken later kocht ik nog eens zes titels van Lewis, alle rond het thema van zijn geloofsbelijdenis.

 

Het werk van Lewis roept een ambivalent gevoel bij mij op. In zijn hoedanigheid van zoekende mens intrigeert hij mij, omdat ik mij daaraan verwant voel. Dit is ook de reden waarom ik iedere keer weer een boek van zijn hand uit de kast pak. Maar in zijn hoedanigheid van schrijver blijf ik steeds weer aanlopen tegen zijn stroeve stijl en zijn nogal academische woordkeus. Nergens sprankelt het, nergens raak ik verloren in zijn verhaal, nergens brengt hij mijn taalgevoelige snaar tot trilling. Lewis lezen is werken. Maar wat mij vooral keer op keer weer irriteert is zijn klakkeloze aanname van het Bijbelse goede van God versus het kwade van de Duivel. Dat kom ik ook weer tegen in zijn Cosmic Trilogy, helemaal in Perelandra. Maar deze leeservaring gaat over deel 1, Out of the Silent Planet.

 

Het boek vangt aan in een wat surrealistisch sfeertje, wat nergens meer helemaal verdwijnt. Tijdens een wandeltocht verdwaalt de hoofdpersoon, Ransom. Na een wat wazige en enigszins onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden belandt hij bij een landhuis waar hij een oude studiegenoot, Devine, aantreft. Deze is in het gezelschap van ene Weston. Ransom wordt ontvoerd door beide heren. Als hij bijkomt uit zijn verdoving bevindt hij zich in een ruimteschip. Ze zijn op weg naar Malacandra, de werkelijke naam van de planeet Mars – al wordt ons dat pas veel later in het boek onthuld. Als Ransom vraagt waarom hij wordt meegenomen naar Malacandra, antwoordt Weston, die duidelijk de leiding heeft: “It was no idea of ours. We are only obeying orders.”

 

Eenmaal geland op Mars weet Ransom aan zijn ontvoerders te ontsnappen en zwerft hij rond op deze vreemde planeet. Hij maakt contact met de vriendelijke hrossa. Bij hen leert hij gaandeweg hun taal spreken, die de taal van alle werelden is: Solar. Ransom ontdekt dat zij de Aarde kennen onder de naam Thulcandra, ‘the silent world’. De hrossa spreken van Maleldil: “a spirit without body, parts or passions.” Al snel wordt duidelijk dat Lewis hier De Schepper introduceert. De hrossa spreken met eldila, die het meeste weg hebben van etherische engelen.

“They are not like us. Light goes through them. You must be looking in the right place and the right time; and that is not likely to come unless the eldil wishes to be seen.”

Een van de eldila sommeert Ransom dat hij meteen naar Oyarsa in Meldilorn moet gaan. Wie of wat dat is, wordt pas later duidelijk.

 

Onderweg ontmoet Ransom de sorns, een andere martiaanse levensvorm. Op zijn vragen komt Ransom iets meer te weten over Oyarsa. “He rules all nau and everything in Malacandra.” (Nau – of hnau zoals de hrossa ze noemen – zijn bezielde wezens.) “Oyarsa does not die. And he does not breed. He is the one of his kind who was put into Malacandra to rule it when Malacandra was made (…). He is the greatest of eldila (…).” 

 

Ransom vertelt dat er op Thulcandra geen Oyarsa is. Daarom wordt de Aarde de stille planeet genoemd, begrijpt hij nu. Over de mensen vertelt een van de martianen dat ze allemaal zelf het liefst een kleine Oyarsa zijn. “They cannot help it. There must be rule, yet how can creatures rule themselves? Beasts must be ruled by hnau and hnau by eldila and eldila by Maleldil.” 

 

Als ze in Meldilorn arriveren wordt Ransom door een hross – als een ware Charon – in een pontje naar Oyarsa gevaren. Eenmaal bij Oyarsa spreekt deze zijn verbazing uit over het feit dat Ransom - geregeerd door zijn angsten - zoveel omwegen nodig had om tot hem te komen. Het blijkt dat hij Ransom al vanaf Thulcandra hij hem had ontboden, wat de nogal schimmige omstandigheden aan het begin van het boek verklaart. “Did not the other two tell you this?” Er ontstaat een dialoog waarin Ransom het mysterie van de hemelen en het bestaan tracht te begrijpen.

 

Met name het zwijgen van de Oyarsa van Thulcandra wordt uitvoerig besproken. Dit onderdeel alludeert verdacht veel op de val van de Engelen uit het Paradijs. Oyarsa wil alles weten wat Ransom hem over Thulcandra kan vertellen. “We know nothing since the day when the Bent One sank out of heaven into the air of your world, wounded in the very light of his light.” (In de Solar-taal is een ‘bent’ iets of iemand scheef, van het rechte pad af.)

 

Weston en Devine zijn gevangen genomen door de wezens van Malacandra en worden in het bijzijn van Ransom en Oyarsa gebracht. Zij zien noch horen Oyarsa en beschouwen alle martianen als onwetende barbaren. Ze begrijpen helemaal niets van de harmonie op Mars. Ransom is hen daarin en in de kennis van de Solar-taal ruimschoots voorbij gestreefd. Het eigenlijke doel van Weston wordt nu ook duidelijk: hij was van plan Mars te veroveren, zodat de mensheid haar bestaan op deze nieuwe planeet kon voortzetten. Weston kan niet accepteren dat de mensheid ooit eens zou ophouden te bestaan en zoekt naar middelen om de eeuwigheid van de mens te garanderen. Terwijl het hele sentiment op Malacandra er eerder een is van acceptatie van de eindigheid van alles: “A world is not made to last for ever, much less a race: that is not Maleldil’s way.”

 

Volgens Oyarsa heeft de heer van onze wereld de mensen iets in het hoofd gezet: “wise enough to see the death of their kind approaching but not wise enough to endure it.” De mensheid is daardoor geïnfecteerd geraakt met angst. Oyarsa vertelt dat ze de angst achter zich hebben gelaten. “And with fear, murder and rebellion. The weakest of my people does not fear death. It is the Bent One, the lord of your world, who wastes your lives and befouls them with flying from what you know will overtake you in the end. If you were subjects of Maleldil you would have peace.”

 

Met andere woorden: geef niet toe aan de verleidingen van de duivel en geloof in God en je zult genezen zijn van doodsangst. Met deze stichtelijke boodschap eindigt ook het bezoek van de mensen aan Malacandra. Weston en Devine begrijpen volstrekt niets van wat er allemaal gezegd is, maar grijpen de kans om terug te keren naar de Aarde aan met beide handen. 

 

Het boek is in 1938 gepubliceerd, 20 jaar nadat Lewis in de Eerste Wereldoorlog gewond was geraakt, en tijdens de wereldwijd groeiende spanning die zou opbouwen naar de Tweede Wereldoorlog. Het verderfelijke van de mens komt omdat er op onze planeet niet langer een aartsengel (een Oyarsa) regeert die de wereld tot een harmonische plaats kan maken. Dat is de onderliggende boodschap achter dit ruimteverhaal.

 

In plaats van science fiction beschouw ik het boek eerder als een geloofsboodschap die in een onrealistische wereld is geplaatst. Bovendien is de boodschap evangelisch van aard: het duivelse moet worden bestreden door het goede – zonder dat echt helder wordt wat nu goed is en wat niet. Dit is nu precies waar mijn aarzeling bij het werk van Lewis op is gestoeld. Dat hij wil geloven in God zoals dat in de Christelijke Kerk wordt gedaan, is allemaal prima. Maar hij laat niet af de lezer te waarschuwen voor alle listen en streken van de Duivel, zoals dat ook naar voren komt in zijn Screwtape Letters wat rond dezelfde tijd tot stand kwam als Perelandra.

 

Is Out of the Silent Planet daarmee een slecht boek? Nee, dat zou te ver gaan. Het is als met alle Lewis-boeken: goed en irritant tegelijkertijd. De trilogie lees ik zeker uit. Ondanks zijn sterke zwart/wit benadering van goed en kwaad, blijft 's mans geloofsovertuiging mij intrigeren.

 

Gelezen: juli 2014